illustraties van Ruth Govaerts, alias Clumsy Doodling

Op een dag waren de IJle Prijen in de grafheuvels aan het wroeten om de schatten te verstoppen die ze die nacht gestolen hadden, toen ze werden opgeschrikt door een luid gefladder boven hun hoofd. Het was Hugo De Raaf, die helemaal uit het Ravenbos was komen vliegen om hen te vertellen dat er die nacht iets heel bijzonders was gebeurd: er was een klein raafje geboren! Alle dieren van het bos waren ontzettend blij, want zo’n geboorte kwam niet vaak voor. En wat het nog veel specialer maakte, was dat het kleine babyraafje geen zwarte, maar witte veren had!


Hugo en de andere raven vonden dit wel zo bijzonder dat ze graag een heel speciale naam voor dat raafje wilden bedenken. En daarvoor hadden ze de hulp nodig van de IJle Prijen. Hugo vroeg hen dan ook om mee te gaan naar het Ravenbos om het witte raafje te bewonderen en er een naam voor te bedenken. Zodra het ravenjong een goede naam had, konden ze een groot feest houden om de geboorte en naamgeving te vieren.


De IJle Prijen waren heel blij met deze uitnodiging en ook heel nieuwsgierig naar dat witte raafje. Ze begonnen te schateren en te tateren en opgewonden in het rond te dansen.  

Graaf

weetje!


IJLE PRIJEN

Mensen in Ravels zagen vroeger soms witte slierten zweven boven de vennen. Ze dachten dat dit witte vrouwen waren die 's avonds rondwaarden. Het zouden de zielen zijn van maagden die jong gestorven waren en moesten blijven ronddwalen omdat ze niet in de hemel geraakten.

In andere landen kan je deze witte vrouwen ook terugvinden in volksverhalen, zoals in Nederland de ‘Witte Wieven’ of in Frankrijk de ‘Dames Blanches’.

Maar het was veel te ver om helemaal naar het Ravenbos te stappen. Daarom floten ze op hun vingers om hun lieve vriendjes, de reeën, bij zich te roepen. Wat jammer toch, er kwamen er maar drie aangehold. De rest was nergens te bespeuren. Die drie reeën konden niet alle Prijen meenemen, dus de vrouwtjes begonnen ruzie te maken over wie mee mocht gaan.


Tot drie Prijen - Trees, Mit en Plinneke - plots op de reeën sprongen en snel weg galoppeerden, nog voor de anderen hun hoofd hadden gedraaid. Gauw gristen ze ook een paar schatten mee, die ze als geschenk aan het witte babyraafje wilden geven. Die verstopten ze onder hun vieze kleren, zodat de andere Prijen het niet zagen.


RAVENBOS

Al in de 12de eeuw stond Ravels bekend als ‘Ravenslo’, letterlijk vertaald ‘een bos met raven’. De oudste vermelding is te vinden in een verkoopsakte van de abdij van Tongerlo uit 1165.


WITTE RAAF

De meeste raven zijn pikzwart, maar soms wordt er ook een wit exemplaar geboren. Dit gebeurt maar heel zelden, vandaar de uitdrukking 'een witte raaf' voor een uitzonderlijk iemand.

Wow!

En zo reden ze naar het bos terwijl Hugo De Raaf voor hen uitvloog en hen de weg naar het ravennest aanwees. De drie Prijen, op hun reetjes, probeerden hem te volgen maar verloren hem uit het oog. Zelf kenden ze de weg niet zo goed en toen ze bij het bos aankwamen, was er van Hugo geen spoor meer te bekennen. Wat ze wel zagen, waren de sporen van tientallen konijnen die uit de richting van het bos waren komen gerend. Uit schrik voor iets in het bos misschien?! En toen beseften ze dat ze bij het Domein van de Wolf waren gekomen!


Mit was een stoere Prij. “Komaan!” zei ze tegen Trees en Plinneke. “We gaan gewoon langs hier, dat is veel korter!” Zij wilde door het Domein van de Wolf gaan, want ze dacht dat die weg korter was en zo zouden ze sneller bij het raafje geraken.


DE RAAF (I) 

Wist je dat de raaf nog maar vrij recent is teruggekeerd naar Vlaanderen? Voor 1842 was deze grootste Europese zangvogel vrij algemeen in België, maar door een intensieve vervolging werd hij bijna volledig uitgeroeid. In 1970 werd de raaf opnieuw geïntroduceerd door vogelliefhebber J. Delvaux. Daarbij werden 50 jonge raven uitgezet in de provincies Luik en Luxemburg, en in 1980 broedde de raaf voor het eerst weer in de vrije natuur in Wallonië.


In Vlaanderen duurde het iets langer, maar vanaf 2008 kwam hier verandering in. Ieder jaar werden er meer waarnemingen gemeld en in 2017 werd in Limburg officieel het eerste broedgeval gemeld. Ook in de Ravelse gewestbossen is hij al gesignaleerd, en zo is het bos misschien op weg om haar oorspronkelijke naam waar te maken: 'een bos met raven'.


Graaf

weetje!

Maar Plinneke en Trees waren bang en wilden niet door het Domein van de Wolf, want de Wolf lag voortdurend op de loer, op zoek naar verse prooien.

“Nee,” zei Plinneke met een bibberende stem. “Dat durf ik niet, hoor! Dan gaat de Wolf ons zeker vangen.”

“Ik vind het ook geen goed idee,” zei Trees. “We gaan gewoon rechtdoor. Dat duurt misschien wat langer, maar dan komen we de Wolf tenminste niet tegen.”

Mit wilde niet naar hen luisteren en de drie Prijen begonnen hevig te ruziën. Ze schreeuwden de lelijkste woorden naar elkaar, en tenslotte vertrok Mit dan maar alleen, met veel gebaren en geroep, in de richting van het Wolvendomein, terwijl Plinneke en Trees de veilige weg kozen.


DE WOLF

Volgens de overlevering zaten er in de bossen van Ravels weerwolven, die voor de helft mens en voor de helft wolf waren. Bij volle maan veranderden ze van gedaante. Ze sprongen mensen in de nek en knepen hen dood!

Tot in de 19de eeuw kwamen wolven nog in grote aantallen voor in onze streek. Ze leefden dichtbij de mensen omdat ze weinig voedsel konden vinden in het wild. Het platteland was te intensief geëxploiteerd door jagende adel en landbouwers. Wolven gingen daarom ook huisdieren en landbouwvee aanvallen, en heel soms ook mensen.


Dit leidde tot klopjachten en een heuse wolvenvervolging, waardoor de wolf vanaf ca. 1840 zo goed als nooit meer te bespeuren was in België.

Cool!

Nadat Trees en Plinneke een tijdje door het bos hadden gereden hoorden ze echter het geroep van Mit in de verte. Ze jankte om hulp! Trees en Plinneke wisten dat ze gevangen was door de Wolf! Wat moesten ze nu doen? Misschien was het wel haar verdiende loon: ze had maar niet zo stoer en betweterig moeten doen. Maar langs de andere kant was het wel een goede vriendin, dus wilden ze haar helpen.


Terwijl ze een plan aan het bedenken waren, kwam daar Hugo De Raaf net weer boven hun hoofd cirkelen.

“Waar waren jullie gebleven?” vroeg hij van hoog in de lucht.

“We waren je kwijtgeraakt!” riepen ze hem toe. “En nu is Mit in de klauwen van de Wolf terechtgekomen! Kan jij ons helpen?”

Daar moest Hugo niet lang over nadenken. Hij zoefde door de lucht, naar Mit toe en sprak de Wolf op kordate wijze toe. Wat hij precies zei, konden Plinneke en Trees niet verstaan, maar plots hoorden ze een luid gehuil van de Wolf, gevolgd door een vreugdekreet van Mit. En ze wisten dat Mit goed en wel uit de poten van die nare Wolf was kunnen ontsnappen.


KUILEN in het BOS

Wist je dat everzwijnen kuilen maken in het bos om daar hun biggen te werpen? Deze nesten worden ook wel 'ketels' of 'legers' genoemd en worden gevuld met bladeren, takken en ander materiaal dat het zwijn in het bos kan vinden. Everzwijnen werpen gemiddeld 3 tot 9 biggen of 'frislingen' per nest en blijven gedurende een week samen met hen in de ketels om daarna weer terug te gaan naar de groep of 'rotte'.


Aan de rand van het Ravelse Gewestbos is ook een 'Duivelskuil' gelegen. Daar zouden tijdens de Franse Revolutie klokken verborgen zijn. Men kan die klokken 's nachts nog horen luiden, maar niemand die er ooit naartoe is gegaan, is ooit nog teruggekeerd.


Hopelijk heeft Hugo die nare Wolf daar naartoe verjaagd!


DE RAAF (II)

Vroeger werd er wel eens beweerd dat raven en wolven een pact kunnen vormen. Als een raaf een gewond dier ziet, zou hij op zoek gaan naar een wolf en zijn aandacht trekken. Nadat de wolf klaar is met de prooi, zou de raaf die dan verder opeten.


De naam 'Hugo' is afgeleid van 'Huginn' en verwijst zo naar de raaf die samen met Muninn de boodschapper was van de Noorse god Odin. Volgens de Noorse mythologie zouden deze twee raven iedere dag de negen werelden doorkruisen om tegen de avond terug te keren naar Asgard en zich daar op de schoudes van Odin te zetten om te vertellen wat ze gezien hadden.



Graaf

weetje!

Toen Mit terug bij Plinneke en Trees aankwam, waren de drie Prijen erg gelukkig om elkaar weer te zien.  Ze knuffelden en besnuffelden elkaar en vergaten helemaal dat ze ruzie hadden gemaakt. Op hun reeën draafden ze verder en kwamen toen op een open plek waar ze grote kuilen vonden en daarna ook een nest, gevuld met varens, gras en bladeren. “Aha!” riep Plinneke uit. “We hebben het raafje al gevonden!” en de drie keken om zich heen, op zoek naar de andere genodigden. Maar ze zagen niemand anders, geen enkel dier of ander levend wezen.


Tot ze plots, vanuit het struikgewas, een luid gerammel hoorden. Ze keken waar het geluid vandaan kwam en zagen daar de IJzeren Zeug, met haar biggen en ijzeren kettingen! Dat betekende dat ze nog niet in het Ravenbos, maar in het Land van de IJzeren Zeug terecht waren gekomen! De Zeug kwam met haar biggen op hen afgestormd en de Prijen renden zo snel ze konden weg van haar en het helse lawaai dat ze maakte. De drie reeën waren nu ook heel bang geworden. Ze vluchtten weg en verdwenen uit het zicht, om niet meer terug te keren.

Graaf

weetje!

Maar de IJzeren Zeug was ook heel snel en ze ving de drie angstige Prijen in haar zware, ijzeren kettingen. De Prijen sputterden en pruttelden en probeerden zich los te wurmen uit het ijzerwerk, maar het lukte niet.


Gelukkig was Trees zo slim geweest om een flesje bramenjenever mee te brengen. Door hiervan te drinken, konden de Prijen zichzelf in hun mistige gedaante veranderen. En zo wisten ze te ontsnappen aan dat boze varken. Als drie IJle Prijen, als drie mistige slierten dus, vlogen ze door het bos en verlieten het Land van de IJzeren Zeug. Ze arriveerden in het Ravenbos en daar veranderden ze weer in hun oude, viezige zelf.

Echt

waar?


IJZEREN ZEUG (I)

In de buurt van het bos hoorde men vroeger geregeld de kettingen van de IJzeren Zeug rammelen. Zij trok rond met haar biggen, die ijzeren snuitjes hadden om aan de koperen tepels van de Zeug te drinken. Mensen waren er heel bang van.

Het feit dat die zeug van ijzer was, kan voortkomen uit een oud gebruik dat landbouwers toepasten en waarover te lezen valt in het boek Merkwaardigheden uit het dierenrijk: een leesboek voor de Nederlandsche jeugd (1840):



"Men wil dat de eigenschap, die dit dier in de (...) snuit bezit, om den grond om te wroeten, en daaruit zijn voedsel te trekken, nuttig is, om woeste gronden ter bebouwing geschikt te maken. Doch onze landlieden zijn op die wijze van akkerbouw niet gesteld, en voorzien doorgaans den snuit van het varken met eenen ijzeren ring, of boren er met eene els een gat in, en steken daardoor eenen ijzeren of koperen draad."


(C.P.E. Robidé van der Aa, Amsterdam, 1840, G.J.A.Beijerinck)

Van al die spanning hadden ze zo veel honger gekregen dat ze op zoek gingen naar iets lekkers. Gelukkig vonden ze lekkere bramen en die stopten ze gauw in hun gulzige mondjes. Maar wat hoorden ze daar? Gerammel van ijzeren kettingen? Ze keken om zich heen, en wat zagen ze? Daar stond de IJzeren Zeug hen weer te begluren!


De Prijen werden weer bang want ze hoorden haar briesen en blazen. Plinneke plaste bijna in haar broek van schrik! Tot Trees, die pientere Prij, het idee kreeg om dat varkentje ook wat lekkere bramen te geven. En zo begon de IJzeren Zeug als een mak schaap uit hun hand te eten. Toen haar buikje vol was, vertrok ze weer en de Prijen zagen haar niet meer terug.


Hun eigen buikjes waren nu ook goed gevuld, en ze konden hun ogen niet meer openhouden. Daarom besloten ze even op het zachte mos uit te rusten. Ze sliepen snel in en droomden van blinkende schatten, juwelen en witte veren. Toen ze wakker werden, was het al donker aan het worden en snel liepen ze verder door het bos, op zoek naar het babyraafje.


Graaf

weetje!


IJZEREN ZEUG (II)

Zo'n ijzeren zeug kwam ook nog wel voor op andere plaatsen in Vlaanderen.


Zo was er in Berg, Zuid-Limburg, een man die een ijzeren zeug tegenkwam met een ketting om haar hals. Toen die briesend op hem afkwam, schoot hij op haar met zijn geweer. Maar er sprongen zoveel vonken uit zijn geweer dat zijn eigen huis vuur vatte, en het vuur kon enkel geblust worden met wijwater.

In diezelfde streek, in Hoepertingen, was er ook een spokend varken in de ruïnes van het kasteel van Emmeren. Daar troffen de mensen 's ochtends grote kuilen aan, waar de ijzeren zeug de aarde had omgewoeld. In die kuilen stond water met een laagje roest, en daarom geloofde men dat haar biggetjes ijzeren snuitjes hadden.

Plots hoorden ze weer een hevig gefladder boven hun hoofd. Toen ze naar boven keken, zagen ze een groep van vijf gitzwarte raven boven hun hoofden vliegen, die druk aan het kwebbelen waren.

“Hé!” riep de stoere Mit. “Hé raven! Hier beneden! Waar vliegen jullie naartoe?”

“Wij zijn op weg naar het pasgeboren raafje,” riep één van de raven hen toe. “Je zal het niet geloven maar het is een wit raafje! Dat hebben we hier in het bos nog nooit meegemaakt! Haar veertjes zijn zo wit als sneeuw en zacht als fluweel. Het is het mooiste, schattigste jong dat we al ooit hebben gezien!”

“Echt waar?” zei Plinneke heel zacht. “Ik wist niet dat het babyraafje wit was?”

“Maar Plinneke toch,” snauwde Mit haar toe, “dat heeft Hugo ons toch verteld!”

“Sst, rustig maar,” kwam Trees tussenbeide, “laten we de raven volgen. Dan geraken we de weg zeker niet kwijt.”

“Goed idee,” zeiden Plinneke en Mit in koor.

“Zijn jullie ook op weg naar het witte raafje?” vroegen de raven hen.  

“Ja hoor,” zei Mit. “Maar we hebben een beetje vertraging opgelopen door de Wolf en de IJzeren Zeug.”

“Ach, die snodaards toch!” zeiden de zwarte raven. “Hebben jullie dan ook een cadeautje meegebracht?”

“Oei!” riep Plinneke uit. “Onze cadeautjes!”


DENNENAPPELS

In de Kempen worden dennenappels ook wel eens 'mastentoppen' genoemd. Dit is afgeleid van de vroegere naam van de grove den, die ook wel pijnboom of mastboom werd genoemd omdat het het hout ervan gebruikt werd voor de bouw van boten en vlotten. 

Het Gewestbos van Ravels was tot 1906 een heidelandschap maar werd toen omgevormd tot een proefbos, dat voornamelijk uit gewone den bestond en later ook werd aangevuld met Corsicaanse den. 

Wow!

En ze beseften alle drie dat ze hun mooie schatten onderweg verloren waren geraakt. Ze besloten dan om onderweg bloemen te plukken, sterrenmos te verzamelen en dennenappels te rapen, zodat ze toch niet met lege handen bij het feest zouden arriveren.

Met hun handen vol boscadeaus volgden de drie Prijen de raven door het diepe bos en kwamen zo bij het nest van het ravenjong, waar Hugo De Raaf en alle andere raven hen opwachtten. Hoog in een grote dennenboom was het nest gebouwd. En ja hoor, de raven hadden gelijk. Het jong had geen zwarte maar spierwitte veren. Trees, Mit en Plinneke hadden nooit eerder zo’n bijzonder raafje gezien! Ze staken hun hoofden bijeen en bedachten een schitterende naam. Toen ze hem aan de raven voorstelden, gingen die onmiddellijk akkoord. Ze begonnen luid fladderend te dansen en juichen van blijdschap.

Graaf

weetje!


VUILE PRIJEN

Een ‘vuile’ of ‘vieze prij’ is een typische uitdrukking van de Noorderkempen: het wordt gebruikt voor een meisje of een vrouw die zich onzindelijk gedraagt. Ooit was het wijder verspreid.


Een etymologische verklaring kan ook gevonden worden in Woorden en uitdrukkingen verklaard door Dr. C. H. Ph. Meijer:


"Prij, eig. dood beest, aas; dan hatelijke benaming voor een vrouw, veelal met bv.nw. als vuil, oud enz.




Het is overgenomen uit het fra. proie, in den ouderen vorm preie, uit lat. praeda, buit. Later werd het op nieuw overgenomen als prooi. Bij Vondel: “Als men (van honger) ’t leder van de schoenen, katten, prijen heeft geknauwt” (1,704). “Der prijen stanck” (1, 485). Huygens gebruikt het als scheldwoord, maar minder sterk dan nu: “Moy Annetje is maer een dubbelhertigh prijtje.” Nu zelfs wel liefkoozend gebruikt tegen kinderen, zooals ook diefje, smeerlapje, vuilikje."


(Amsterdam 1919, Maatschappij voor goede en goedkope lectuur)

"Trees, Mit en Plinneke"

zijn typisch Kempense voornamen. Het zijn afkortingen van Theresa, Maria en Paula.

Het feest kon nu echt beginnen. Alle dieren uit het bos kwamen toegesneld en samen met de Prijen feestten ze tot diep in de nacht, onder een heldere hemel gevuld met sterren zo ver het oog maar reiken kon. En de Prijen, die vergaten hun wilde avonturen met de Wolf en de IJzeren Zeug heel snel, en toen ze gingen slapen, konden ze alleen maar dromen over blinkende schatten, lekkere bramen en kleine witte raafjes.



EINDE

#graveravenpad   #graafraafke   #collectiefmoos

www.graveraven.be  www.collectiefmoos.be

 © 2020 Alle rechten voorbehouden. Foto's, teksten: collectief MOOS, tenzij anders vermeld. Illustraties: Ruth Govaerts, alias Clumsy Doodling.